De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 maart 2025 duidelijkheid gegeven over de oude binnenplanse afwijkingsbevoegdheden die via het overgangsrecht deel uitmaken van het omgevingsplan. Volgens De Raad van State — in het vervolg: de Afdeling — behoudt het college ook hier een afwegingsbevoegdheid: het mag dus naast de opgenomen voorwaarden ook andere gronden betrekken bij zijn besluit. Daarmee wijkt de Afdeling af van eerdere lagere rechtspraak.
Wat zijn binnenplanse afwijkingsbevoegdheden?
In de voormalige bestemmingsplannen — die nu onderdeel zijn van het tijdelijk omgevingsplan — staan artikelen waarin het college de mogelijkheid heeft om af te wijken van de regels uit het bestemmingsplan, als wordt voldaan aan een aantal in dat artikel opgenomen voorwaarden. Dit gaat bijvoorbeeld over het toestaan van een beroep aan huis, onder bepaalde voorwaarden (zoals geen verkeersaantrekkende werking, het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het huis, ondergeschikt aan de woonfunctie, etc.). Dit werd een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid genoemd.
Overgang naar de Omgevingswet
De oude binnenplanse afwijkingsbevoegdheid is via het overgangsrecht van de Omgevingswet opgegaan in het omgevingsplan en wordt gezien als onderdeel van het omgevingsplan (opa), niet als een afwijking van het omgevingsplan.
Mag het bevoegd gezag andere gronden meewegen?
De vraag is, of je als bevoegd gezag (het college in dit geval) ook gronden mag afwegen die niet expliciet als voorwaarden zijn opgenomen in de regels. Met andere woorden: moet de omgevingsvergunning verleend worden als wordt voldaan aan de regels uit de voormalige binnenplanse afwijkingsbevoegdheid? Of mag het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren op andere gronden dan de gronden die in het betreffende artikel zijn opgenomen? Uit artikel 8.0a van het Besluit kwaliteit leefomgeving (het Bkl) lijkt te volgen dat het bevoegd gezag geen andere gronden mag afwegen en zich dus moet houden aan de gronden die zijn opgenomen in het betreffende artikel.
Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak
De rechtspraak is verdeeld, maar de Afdeling heeft hierover in een uitspraak van 19 maart 2025 kort gezegd geoordeeld dat vanwege de overgangsbepaling van artikel 22.281 van de Bruidsschat (onderdeel van het omgevingsplan) er nog steeds sprake is van een bevoegdheid en er dus bij een voormalige binnenplanse afwijkingsbevoegdheid sprake moet zijn van een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’. Dit betekent dat het bevoegd gezag ook andere gronden af mag wegen, die niet expliciet in het artikel zijn opgenomen.
N.B.
Er zijn uitspraken van rechtbanken (de voorzieningenrechter) waarin wel wordt geoordeeld dat de OPA met worden verleend als wordt voldaan aan de regels uit het omgevingsplan en er dus geen ruimte is voor een afweging of een weigering op andere gronden. Zie de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 februari 2025 (ECLI:NL:RBZWB:2025:805) en de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2025 (ECLI:NL:RBNNE:2025:822). Maar deze uitspraken zijn van eerdere datum dan de uitspraak van de Afdeling en dit betreffen bovendien uitspraken van lagere rechtbanken.
 
			 
            

